Aansprakelijkheidsrecht

Wat als oorzaak van de schade en de uitsluiting in de polis niets met elkaar te maken hebben?

Auteur: Mr. V.C. (Vincent) Hofman

Inleiding

Stel uw bedrijf is eigenaar van een landbouwvoertuig. U hebt voor schade door onder meer brand een landmaterieelverzekering afgesloten ten behoeve van het voertuig. U bent niet de enige die gebruik maakt van het voertuig. U verhuurt het voertuig zo nu en dan aan uw collega-landbouwer in de buurt. De polisvoorwaarden van de landmaterieelverzekering bevatten een uitsluiting. Uitgesloten van dekking zijn verlies en schade ontstaan terwijl het voertuig is verhuurd zonder machinist.

Uw bedrijf verhuurt het voertuig aan de collega-landbouwer, en wel zonder machinist. Het voertuig wordt na werkzaamheden op een terrein gezet, waar het voertuig brand vat en uitbrandt. Ook al heeft de brandoorzaak niets te maken met de in de polis gestelde eis van verhuur met machinist, wijst de verzekeraar dekking – met een beroep op deze uitsluiting – af. Terecht?

Duidelijke uitsluiting?

Als sprake is van een verzekerd risico, is de eerste vraag die bij een dilemma als deze vaak opkomt, of de uitsluiting waarop de verzekeraar een beroep doet wel een (duidelijke) uitsluiting betreft, of dat we misschien helemaal niet te maken hebben met een uitsluiting, maar eerder een ‘preventieve garantievoorwaarde’ (vervalbeding). 

Het uitgangspunt is dat het de verzekeraar vrijstaat om de grenzen te bepalen waarbinnen hij bereid is om dekking te verlenen. Dat wil zeggen dat een verzekeraar in principe zelf mag bepalen of een polisvoorwaarde als ‘uitsluiting’ dan wel als ‘preventieve garantievoorwaarde’ (vervalbeding) wordt omschreven. Het belang van het onderscheid wordt verderop in dit blog duidelijk.

Het samenstel van alle dekkingsbepalingen en uitsluitingen van dekking wordt ook wel de ‘primaire dekkingsomschrijving’ genoemd. Dus betreft een polisvoorwaarde een ‘uitsluiting’ maakt deze, kort gezegd, onderdeel uit van de ‘primaire dekkingsomschrijving’.

Het belang van het onderscheid tussen een preventieve garantievoorwaarde en de primaire dekkingsomschrijving zit hem in de ruimte voor toepassing van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 lid 2 BW). Dit speelt voornamelijk in de situatie waarin niet is voldaan aan de voorwaarden van een clausule uit de polis, maar de verzekerde wel aanspraak maakt op dekking. In dat geval kan de verzekeraar toch gehouden zijn tot het verlenen van dekking, wanneer zijn beroep op dit niet-voldoen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.

Dit wordt duidelijker met voorbeelden uit de jurisprudentie.

Bicak / Aegon-arrest[1]

Bicak had voor zijn café een brandverzekering afgesloten bij Aegon. Op een dag is er brand ontstaan in het café, waarvan de oorzaak lag in de meterkast. Bicak heeft Aegon verzocht om dekking van de brandschade. Aegon weigerde echter dekking, omdat Bicak in strijd met clausule 172 van de polisvoorwaarden plastic afvalemmers had gebruikt in plaats van de voorgeschreven metalen afvalemmers. Clausule 172 werd gezien als een ‘preventieve garantievoorwaarde’ (vervalbeding) en dus was er naar het oordeel van de Hoge Raad ruimte, ook al had Bicak zich niet aan de polisvoorwaarde gehouden, om met toepassing van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid de polisvoorwaarde terzijde te stellen. Dit omdat sprake was van een situatie waarbij het niet-toepassen van de voorgeschreven ‘preventieve garantievoorwaarde’ niet de oorzaak of de mede-oorzaak kan zijn geweest van de brand en evenmin ervan dat de brand zich heeft kunnen uitbreiden.

Kortom, ook al is niet voldaan aan een polisvoorwaarde, kan er nog met succes dekking worden geëist als oorzaak van de schade niet in verband staat tot het risico dat de polisvoorwaarde beoogt te beschermen. Dat geeft een bevredigende uitkomst. Anders is(was) het als de polisvoorwaarde onderdeel uitmaakt van de ‘primaire dekkingsomschrijving’.

Valschermzweeftoestel-arrest[2]

Centraal staat een vlucht die heeft plaatsgevonden met een, met behulp van een liersysteem opgetrokken, valschermzweeftoestel (paraglider). Bij de vlucht waren een piloot, een tandempassagier en een lierman betrokken. Voor het gebruik van het liersysteem was geen vergunning verleend. Het toestel is neergestort. Hierbij hebben de piloot en de passagier letsel opgelopen, waarna de passagier de piloot aansprakelijk heeft gesteld. De piloot heeft dekking van zijn verzekeraar gevorderd. De verzekeraar wees dekking van de hand met een beroep de polisvoorwaarden waarin dekking is uitgesloten als schade is ontstaan door een liersysteem, tenzij een vergunning voor gebruik van dit liersysteem is afgegeven. De piloot slaagde erin aan te tonen dat de schade niet was ontstaan door een liersysteem, dus betoogde hij dat het niet voldoen aan de polisvoorwaarde om een vergunning aan te vragen niet in oorzakelijk verband staat met de schade en daarmee het beroep op de uitsluiting in de polisvoorwaarden terzijde gesteld zou moeten worden. Dit betoog faalde. De Hoge Raad oordeelde dat de ingeroepen uitsluiting onderdeel uitmaakt van de ‘primaire dekkingsomschrijving’. Een beroep op de primaire dekkingsomschrijving kan niet met succes worden afgeweerd met het argument dat de redenen waarom de verzekeraar dit soort evenementen niet wil verzekeren zich in het concrete geval niet voordoen. Deze regel werd vaste rechtspraak in geval van een ‘primaire dekkingsomschrijving’.[3]

De toets of niet-nakoming van de polisvoorwaarde de schade (mede) heeft veroorzaakt, vindt(vond) geen toepassing ingeval van een ‘primaire dekkingsomschrijving’. Terwijl dat bij een ‘preventieve garantievoorwaarde’ (vervalbeding) wel zo is. Of we te maken hebben met een primaire dekkingsomschrijving of een preventieve garantievoorwaarde is altijd een kwestie van polisuitleg geweest waarbij onder meer aan de redactie van de polisvoorwaarde belang toekomt. Er was daardoor van geval tot geval verschil, met veel divergerende rechtspraak.

Dat kan gemakkelijker. Zo oordeelde zeer recent ook de Hoge Raad.

NN / Manegehouder-arrest[4]

Een managehouder organiseert bosritten met paarden. Tijdens zo’n bosrit met paarden komt een ruiter zwaar ten val en spreekt de managehouder aan. De aansprakelijkheidsverzekeraar van de manegehouder weigert dekking te verlenen. De polis biedt uitsluitend dekking als instructeur en rijder over een diploma beschikken. In feitelijke instanties spitste de discussie zich toe op de vraag of deze polisvoorwaarde een primaire dekkingsomschrijving of een preventieve garantievoorwaarde betreft.

Voor het eerst oordeelt de Hoge Raad dat deze vraag in het vervolg geen beantwoording meer behoeft:[5]

De Hoge Raad ziet aanleiding dit, in de praktijk niet steeds gemakkelijk te hanteren, onderscheid niet meer te maken. Bij beantwoording van de vraag of een beroep op een beding in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, behoeft bij verzekeringsovereenkomsten geen andere benadering te worden gevolgd dan bij andere overeenkomsten. Er is geen reden om bedingen die de verzekeraar inroept om uitkering geheel of ten dele te weigeren, op voorhand te onderscheiden in bedingen waarbij een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid op de hiervoor in 3.2 bedoelde grond niet kan slagen en bedingen waarbij dat onder omstandigheden wel kan. De rechter behoeft dus niet, alvorens het beroep van de verzekerde op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid te beoordelen, het beding te kwalificeren aan de hand van het hiervoor in 3.2 genoemde onderscheid.

Terug naar de casus van de inleiding. Onder het regime van het Valschermzweeftoestel-arrest zou de dekkingsweigering met een beroep op de uitsluiting van schade ingeval van verhuur zonder machinist naar verwachting te billijken zijn, omdat deze uitsluiting onderdeel zal hebben uitgemaakt van de primaire dekkingsomschrijving en de verzekeraar hiermee de grenzen van de dekking heeft aangegeven. Onder het nieuwe NN / Manegehouder-arrest is echter de weg vrij om in zulke gevallen te bepleiten dat het beroep op de polisvoorwaarde naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Ook dat wordt geen gemakkelijk te bewandelen route, zo laat de Hoge Raad in r.o. 3.4 met zijn gezichtspuntencatalogus duidelijk merken.[6] Dus ook al heeft de verzekeraar de primaire dekkingsomschrijving-troefkaart niet meer in handen, er is nog genoeg voer voor discussie omtrent de vraag of het beroep op de polisvoorwaarde naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.

Slotsom

De Hoge Raad heeft gebroken met het, veelal lastig te hanteren, onderscheid tussen de primaire dekkingsomschrijving en de preventieve garantievoorwaarde. Een toe te juichen ontwikkeling, want hierdoor kunnen verzekerden zich eerder beroepen op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid.



[1] HR 27 oktober 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7915, NJ 2001/120 m.nt. M.M. Mendel.

[2] HR 9 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV9435, NJ 2006/326.

[3] HR 6 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1736.

[4] HR 16 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:258.

[5] HR 16 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:258, r.o. 3.3.

[6] HR 16 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:258, r.o. 3.4.